In Heylen en de herkomst reist Martin Heylen deze week naar de roots van zangeres Leki. Hier beschrijft hij een tafeltafereel dat u niet te zien krijgt.
BIDDEN VOOR EN NA HET ETEN
‘Wij Congolezen praten beter Frans dan de Fransen, dat hoort u toch?’
Déng, deng, déng, deng, déng. Met een houten lepel slaat de kok op een oude schoolbel. Het is zeven uur, tijd voor het avondmaal. Deuren gaan knarsend open. Zwarte paters in losse tropenkledij komen aangesloft.
Het is al een uur donker, hier in de tropen. Het nachtleven heeft de missiepost overgenomen, en het is dierlijk van aard. Op de ramen van de refter krieuwelen honderden insecten. Ze kijken toe hoe de geestelijken en de reizigers zich een plekje zoeken aan een lange tafel. Dat beeld ik me tenminste in. In werkelijkheid is er onder de zes- en achtpotigen een strijd op leven en dood aan de gang. Ik zie hoe een grote bidsprinkhaan met rituele, bijna gracieuze bewegingen een blinkende vlieg verslindt.
Een bidsprinkhaan met appetijt, op deze gewijde plek. Móét er nog symboliek zijn?
De missiepost van de jezuïeten in Iniangi ligt op 300 kilometer van Kinshasa. Het is een religieuze vesting op een heuveltop met een machtig uitzicht op diepe dalen, hoogland en savanne. Een statige dreef leidt naar deze oase met eenpersoonsbedden en koude douches voor tropenreizigers.
Als de missiepost ooit zou uitsterven, is dit een toplocatie voor een luxeresort. Of een kasteel. Al is het hier wel erg afgelegen – op honderd kilometer van de asfaltweg – en alleen bereikbaar langs overwoekerde bos- en veldwegen.
KLOOSTERTUCHT
Leki heeft me hier gebracht. De zangeres is in de geboortestreek van haar voorouders een kliniek aan het bouwen. Ze kent deze paters persoonlijk. Voor ons zijn het vreemden, en omgekeerd. Ik voel afstandelijkheid en argwaan. Er hangt een ongemakkelijke sfeer in de eetzaal. Iedereen blijft minutenlang rechtstaan achter zijn stoel. Moet er gebeden worden?
Alle ogen zijn gericht op pater Jacques, een dertiger, die met een strenge blik aan het hoofd van de lange tafel staat. Niemand zegt iets. Blikken schieten over en weer. Wachten. De pater kijkt fronsend naar een lege stoel. Een jonge pater komt binnen, mompelt een verontschuldiging en neemt snel zijn plaats in. Pater Jacques kijkt naar Leki met een blik van ‘Is iedereen er?’
Dan maakt hij een kruisteken en dankt de Heer voor het eten. We mompelen ‘Amen’. De pater glimlacht. ‘Bon appétit.’
Stipt om zeven uur moet er gegeten worden. Waarom klokvast, in een land waar woorden als ‘minuut’ en ‘seconde’ van geen betekenis zijn? ‘Een conventie onder de paters’, zegt pater Jacques Topia. ‘Alle schotels staan om zeven uur op tafel. De maaltijd duurt maximum dertig minuten. Om halfacht beginnen de journaals. Via de satelliet kijken we eerst naar de nationale zender RTNC, dan Euronews en daarna TV5-Afrique. Om halftien wordt de generator afgezet en gaan we slapen.’
AVONDMAAL
Arthur kookt al 33 jaar voor de paters. Samen met Evelyne bereidt hij elke dag een vijftal gerechten op een kookfornuis dat met hout wordt gestookt. Het basisprincipe is dat van elk goed restaurant in België: er wordt gewerkt met verse producten van lokale producenten. Wat niet opgegeten wordt, komt de volgende maaltijd opnieuw op tafel.
Rijst. Lekker en heel smeuïg. De rijst wordt eerst aangebakken in olie met tomaten, ajuin, look, laurier. Vervolgens water en zout toevoegen. En dan, het geheim van de smeuïgheid: in plaats van een kwartiertje pruttelt de pot 42 tot 45 minuten, tot er een schuimlaag verschijnt. Het kookvocht wordt niet ingekookt zoals bij risotto, maar afgegoten.
Foufou. Dit deeggerecht vind je overal in zwart Afrika, onder verschillende benamingen. Het principe: je rolt er een bolletje van en dipt dat in een sausje. Basisvoedsel voor de armsten, maar iedereen lust het. Hier eet men foufou met bestek.
Bereiding: maïsmeel met water aan de kook brengen, drie kwartier roerend laten doorkoken en dan maniokmeel toevoegen.
Paddenstoelen. Onderweg door de brousse zagen we een man uit het struikgewas opdoemen, met een grote kom vol paddenstoelen. ‘Hm, bututulu’, zei onze tolk. Hij kocht ze. Kok Arthur zegt dat de smaak van bututulu voor zich spreekt. Hij bakt ze in arachideolie, ‘zoals je vlees bakt’. Ze smaken heerlijk en de steeltjes blijven krokant. Topgerechtje.
Rupsen. De missionarissen kopen ze van dorpelingen die ze in de velden vangen. ‘Mesati zijn de beste’, zegt Evelyne. Dat is een zwart-witte soort. Ik durf er niet meteen van te proeven wegens een koppige buikloop. Ik heb weleens gehoord dat deze larven een notensmaak hebben. ‘Met wat kun je ze vergelijken?’ vraag ik. ‘Met bibundi’, zegt Evelyne. ‘En wat is dat?’ Ze haalt haar schouders op. ‘Een andere rupsensoort.’
Bereiding: de rupsen een halfuurtje laten koken in gezouten water. Daarna in de zon zetten tot ze mooi opgedroogd zijn en zo serveren als garnituur. Hoelang ze moeten drogen? ‘Dat hangt ervan af hoe hard de zon schijnt. Soms twee dagen.’
Varkensvlees à la Evelyne. Dit valt lelijk tegen. Stukken vet met de varkenshuid er nog aan. De paters spelen ze met veel smaak naar binnen.
Bereiding: snijd een lap varkensvlees van de buitenkant in stukken en leg die in een ijzeren kookpot. Voeg zout, look, ajuin, laurier toe en kook in voldoende water. Dan pas het vlees bakken in olie. Daarna vers gemaakte tomatensaus aan toevoegen en alles goed mengen.
‘Mesati zijn de beste rupsen.’ Met wat kun je ze vergelijken? ‘Met bibundi .’ En wat is dat? ‘Een andere rupsensoort’
BIER & BEIGNETS
De paters houden van bruin bier. Er is Turbo King, maar ik kies voor Doppel Münich, in een fles van 72 cc, met 6,5 % alcohol. ‘Duits bier met Congolese producten in Kinshasa gebrouwen’, zegt pater Jacques. Net als pater Paul drinkt hij liever Fanta en Cola.
Er staat ook een halve fles rum op tafel die we in Kinshasa gekocht hebben om onze darmen preventief te ontsmetten. Een dag eerder was de fles nog bijna vol. We hebben een sterk vermoeden, vergeef ons Heer, dat een van uw dienaren een liefhebber is. Of met darmproblemen kampt.
Pech voor hem dan, want er zijn beignets. Een soort oliebollen, gemaakt van broodmeel – zout, water, eieren, melk, suiker, gist – en in arachideolie gefrituurd. Voor het serveren een beetje suiker toevoegen en opschudden.
De paters hebben alleen een veldradio, om andere paters in Congo op te roepen. Geen muziek aan tafel dus, maar de geluiden van duizenden nachtdieren maken veel goed. Het is me daar buiten een ge-pierewierewier en tieterietiet en iiii-iiiiiii van jewelste. Een brulkikker gooit er af en toe een bas tussen. Vanop een foto aan de muur kijkt paus Franciscus welwillend toe.
LUISTERVINKEN
‘Vraag jij eens aan die pater of wij ook moeten bidden ná het eten?’
‘Daarnet sprong er weer zo’n grote kakkerlak uit mijn valies.’
‘Wij Congolezen praten beter Frans dan de Fransen, dat hoort u toch?’
‘Er zit een kever op je schouder.’
‘Welke Belgische bieren hebben jullie al in Congo gedronken?’
‘Of wij blij zijn met bezoekers? Bwa, het is onze plicht om vreemdelingen te herbergen.’
‘Geef pater Jackie een papaja, mon père, anders begint hij weer te zagen.’
POUSSE-CAFÉ
Als je een hele dag gewerkt hebt, je hemd doordrenkt is van zweet met witte vlekken van het zoutverlies, je gebeten en gestoken bent door ongedierte, maar met het gevoel dat je iets goeds hebt gemaakt, dan gaat er niks boven een goed glas rum of bier in de buitenlucht. Nog even de dag oprakelen, de momenten van miserie weglachen. Zo moet de dag worden neergelegd.
Dan komt ook de weemoed, het besef: ik ben ver van huis. Als er zich eentje afzondert en wat stiller is dan anders, zal er thuis wel iets zijn. Het hoeft niet gezegd te worden, we begrijpen elkaar. Ieder heeft zijn gemis.
In de uitgestorven refter zit nog één pater voor de televisie. Het is pater Jackie. Hij kijkt naar een boksmatch. Tot om halftien onverbiddellijk de stroom wordt uitgeschakeld. De gongslag van de nacht.
fin