In de Braziliaanse staat Pará, tussen de stad Parauapebas en het Nationaal Bos van Carajás, staat een hek waar je alleen met een toestemming langs kunt. Daar, midden in de jungle, ligt de grootste ijzermijn ter wereld. Fotograaf Cédric Gerbehaye volgde er voor De Standaard het spoor van dat Braziliaanse erts, van ontginning tot verscheping.
Het was hier dat een Braziliaanse geoloog, geïntrigeerd door het rare gedrag van zijn helikopterrotor, in
1967 zijn toestel op de grond zette en reflecties van metalen waarnam. Hij was voor zijn werkgever, het
Amerikaanse US Steel, op zoek naar mangaan, maar vond de grootste voorraad ijzererts op de planeet: achttien
miljard ton, van uitzonderlijke kwaliteit.
De mijn en haar onderaannemers trekken ook arbeiders aan die in Parauapebas in sociale woningen en sloppenwijken
wonen. Hun werkomstandigheden zijn pas sinds kort gebonden aan regels die hen tegen slavernij en uitbuiting
moeten beschermen. Parauapebas bestond dertig jaar geleden nog niet. Vandaag telt de stad 300.000 mensen.
De mijn is eigendom van Vale, een bedrijf dat samen met het Brits-Australische BHP Billiton voor de helft
eigenaar is van Samarco. Dat bedrijf liet op 5 november 2015 in Minas Gerais, door een dubbele dambreuk,
een tsunami van tientallen miljoenen kubieke meter mijnafval in een riviervallei en uiteindelijk in de
Atlantische Oceaan lopen. Daarmee is Vale dus ook verantwoordelijk voor de grootste ecologische ramp
uit de Braziliaanse geschiedenis.
De mijn van Carajás bestaat uit vijf open putten. De putten zijn zo groot dat je ze niet vanuit één vast
punt kunt observeren. De gigantische Caterpillar BSM5-vrachtwagens die het erts afvoeren, staan soms
in lange files op de wegen door de jungle, omdat de productie zo groot is.
Met toestemming van Vale bezocht fotograaf Cédric Gerbehaye onlangs de mijn en de haven waar het ruwe ijzer wordt verscheept. Er was net een record gebroken: 645.000 erts gewonnen op één dag – het equivalent van 6.200 wagons. In de haven werken tweeduizend mensen om het ijzer in zogenaamde Valemax-schepen te laden. Giganten van 360 meter lang. In 48 uur tijd wordt 400.000 ton in één boot geladen. In 45 dagen bereikt zo’n boot China, dat is trager dan de concurrentie ijzererts uit Australië kan leveren, maar het erts zou van betere kwaliteit zijn.
Langs het treintraject tussen de mijn en de haven, dat uitsluitend door de mijn gebruikt wordt, liggen een twintigtal dorpen. In de stations waar de trein passeert, staan ijzeren hekken waar je niet langs kunt als je niet voor Vale werkt. Die hekken gaan soms maar één keer per week open.
Eén van de dorpen langs de lijn is Pica de Baixo, dat in maart 2015 door Gerbehaye werd bezocht. Rond die tijd werd er gewerkt aan een verdubbeling van het spoor. Het dorp was bovendien half verlaten. Een groot deel van de bevolking was gevlucht voor de overlast die de spoorweg veroorzaakt.
‘Het ergste is de vervuiling door houtskoolproductie, die dient om van erts ruwijzer te maken in fabrieken
langs het tracé’, zegt Gerbehaye. ‘Als ze daarvoor geen primair regenwoud branden, branden ze eucalyptus
die in de plaats van het primaire woud is aangeplant.
De grondeigenaars, in Brazilië een machtige klasse, zijn degenen die houtskool produceren. Dat geven
ze niet zomaar toe. Afgaand op een rookpluim hebben we een brandende oven gevonden, waar we na een uur
in paniek werden weggestuurd omdat de eigenaar eraan kwam. Toen we hem kruisten op de terugweg, herkenden
we een man die ons een dag eerder had ontkend dat hij nog houtskool produceert.’