Vul het ontbrekende woord in de versregel aan met een tekening.
STEFANIE VAN DEN BROECK / BART DE NEVE
QUIZGEDICHTENDAG
FOUT
‘Wie zie je het liefst, de poes
of mij?’ vraagt ze.
Wie zie je het liefst, de poes of mij
Herman de Coninck
‘Wie zie je het liefst, de poes
of mij?’ vraagt ze.
En zoent me, niet om mij,
maar om haar lippen te proberen.
Als ik haar optil, slaat ze haar armen
om me heen omdat ze anders valt.
Als ik haar neerzet loopt ze weg
en ik haar na.
Nader is een comparatief die nooit
eindigt, zoals vader.
GA VERDER
‘Wie zie je het liefst, de ......
of mij?’ vraagt ze.
O Krinklende winklende ......
met ‘t zwarte kabotseken aan
O Krinklende winklende waterding met ‘t zwarte kabotseken aan,
Het schrijverke
Guido Gezelle
O Krinklende winklende waterding
met ‘t zwarte kabotseken aan,
wat zien ik toch geren uw kopke flink
al schrijven op ‘t waterke gaan!
Gij leeft en gij roert en gij loopt zo snel,
al zie ‘k u noch arrem noch been;
gij wendt en gij weet uwen weg zo wel,
al zie ‘k u geen ooge, geen één.
Wat waart, of wat zijt, of wat zult gij zijn?
Verklaar het en zeg het mij, toe!
Wat zijt gij toch, blinkende knopke fijn,
dat nimmer van schrijven zijt moe?
Gij loopt over ‘t spegelend water klaar,
en ‘t water niet meer en verroert
dan of het een gladdige windtje waar,
dat stille over ‘t waterke voert.
o Schrijverkes, schrijverkes, zegt mij dan, -
met twintigen zijt gij en meer,
en is er geen een die ‘t mij zeggen kan: -
Wat schrijft en wat schrijft gij zo zeer?
Gij schrijft, en ‘t en staat in het water niet,
gij schrijft, en ‘t is uit en ‘t is weg;
geen christen en weet er wat dat bediedt:
och, schrijverke, zeg het mij, zeg!
Zijn ‘t visselkes daar ge van schrijven moet?
Zijn ‘t kruidekes daar ge van schrijft?
Zijn ‘t keikes of bladtjes of blomkes zoet,
of ‘t water, waarop dat ge drijft?
Zijn ‘t vogelkes, kwietlende klachtgepiep,
of is ‘et het blauwe gewelf,
dat onder en boven u blinkt, zoo diep,
of is het u, schrijverken zelf?
En t krinklende winklende waterding,
met ‘t zwarte kapoteken aan,
het stelde en het rechtte zijne oorkes flink,
en ‘t bleef daar een stondeke staan:
"Wij schrijven," zoo sprak het, "al krinklen af
het gene onze Meester, weleer,
ons makend en leerend, te schrijven gaf,
één lesse, niet min nochte meer;
wij schrijven, en kunt gij die lesse toch
niet lezen, en zijt gij zo bot?
Wij schrijven, herschrijven en schrijven nog,
den heiligen Name van God!"
Ik ben niet, ik ben niet dan in uw aarde.
Toen gij schreeuwde en uw vel beefde
Vatten mijn beenderen ...... .
Ik ben niet, ik ben niet dan in uw aarde.
Toen gij schreeuwde en uw vel beefde
Vatten mijn beenderen vuur.
De moeder
Hugo Claus
Ik ben niet, ik ben niet dan in uw aarde.
Toen gij schreeuwde en uw vel beefde
Vatten mijn beenderen vuur.
(Mijn moeder, gevangen in haar vel,
Verandert naar de maat der jaren.
Haar oog is licht, ontsnapt aan de drift
Der jaren door mij aan te zien en mij
Haar blijde zoon te noemen.
Zij was geen stenen bed, geen dierenkoorts,
Haar gewrichten waren jonge katten,
Maar onvergeeflijk blijft mijn huid voor haar
En onbeweeglijk zijn de krekels in mijn stem.
‘Je bent mij ontgroeid,’ zegt zij traag mijn
Vaders voeten wassend, en zij zwijgt
als een vrouw zonder mond.)
Toen uw vel schreeuwde vatten mijn beenderen vuur.
Gij legde mij neder, nooit kan ik dit beeld herdragen,
Ik was de genode maar de dodende gast.
En nu, later, mannelijk word ik u vreemd.
Gij ziet mij naar u komen, gij denkt: ‘Hij is
De zomer, hij maakt mijn vlees en houdt
De honden in mij wakker.’
Terwijl gij elke dag te sterven staat, niet met mij
Samen, ben ik niet, ben ik niet dan in uw aarde.
In mij vergaat uw leven wentelend, gij keert
Niet naar mij terug. van u herstel ik niet.
Onder de maan schuift de lange rivier
Over de lange rivier schuift moede de maan
Onder de maan op de lange rivier schuift de kano naar zee
Melopee
Paul Van Ostaijen
Onder de maan schuift de lange rivier
Over de lange rivier schuift moede de maan
Onder de maan op de lange rivier schuift de kano naar zee
Langs het hoogriet
langs de laagwei
schuift de kano naar zee
schuift met de schuivende maan de kano naar zee
Zo zijn ze gezellen naar zee de kano de maan en de man
Waarom schuiven de maan en de man getweeën gedwee naar de zee
Onder de maan schuift de lange rivier
Over de lange rivier schuift moede de maan
Onder de maan op de lange rivier schuift de ...... naar zee
Wanneer ik morgen doodga,
vertel dan aan de ......
hoeveel ik van je hield.
Wanneer ik morgen doodga,
vertel dan aan de bomen
hoeveel ik van je hield.
Voor een dag van morgen
Hans Andreus
Wanneer ik morgen doodga,
vertel dan aan de bomen
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan de wind,
die in de bomen klimt
of uit de takken valt,
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan een kind
dat jong genoeg is om het te begrijpen.
Vertel het aan een dier,
misschien alleen door het aan te kijken.
Vertel het aan de huizen van steen,
vertel het aan de stad
hoe lief ik je had.
Maar zeg het aan geen mens,
ze zouden je niet geloven.
Ze zouden niet willen geloven dat
alleen maar een man
alleen maar een vrouw
dat een mens een mens zo liefhad
als ik jou.
Liefste, hart en woorden
Houden voor jou stil,
Jij blinde vlek in mijn vermoorden
Van wat ik vergeten wil.
Aan mijn prinses
Jotie T’Hooft
Liefste, hart en woorden
Houden voor jou stil,
Jij blinde vlek in mijn vermoorden
Van wat ik vergeten wil.
Kleine vink, lieve kleine kinkel
-De liefde speelt mij parten-
Baby-face, bijou, scharminkel
Voor wie ik alles weer wil tarten
Tot ik, als vroeger, blind van pijn
Weer neerlig, eenzaam in het laken
Het gaat niet om het zijn
Maar om wat wij er van maken,
ENVOI:
Prinses, ik beschrijf wat ik bewonder,
Wat ik vrees, bemin of haat
Prinses, nu ik u ken kan ik niet zonder,
Gedoog niet dat ik u verlaat.
Liefste, ...... en woorden
Houden voor jou stil,
Jij blinde vlek in mijn vermoorden
Van wat ik vergeten wil.
Als ik oud word neem ik ......
ik neem geen spataders, geen onderkin,
en als ik rimpels krijg omdat ik vijftig ben
dan neem ik vrolijke, niet van die lange om mijn mond
alleen wat kraaiepootjes om mijn ogen.
Als ik oud word neem ik blonde krullen
ik neem geen spataders, geen onderkin,
en als ik rimpels krijg omdat ik vijftig ben
dan neem ik vrolijke, niet van die lange om mijn mond
alleen wat kraaiepootjes om mijn ogen.
Een kinderspiegel
Judith Herzberg
Als ik oud word neem ik blonde krullen
ik neem geen spataders, geen onderkin,
en als ik rimpels krijg omdat ik vijftig ben
dan neem ik vrolijke, niet van die lange om mijn mond
alleen wat kraaiepootjes om mijn ogen.
Ik ga nooit liegen of bedriegen, waarom zou ik
en niemand gaat ooit liegen tegen mij.
Ik neem niet van die vieze vette
grijze pieken en ik ga zeker ook niet
stinken uit mijn mond.
Ik neem een hond, drie poezen en een geit
die binnen mag, dat is gezellig,
de keutels kunnen mij niet schelen.
De poezen mogen in mijn bed
de hond gaat op het kleedje.
Ik neem ook hele leuke planten met veel bloemen
niet van die saaie sprieten en geen luis, of zoiets raars.
Ik neem een hele lieve man die tamelijk beroemd is
de hele dag en ook de hele nacht
blijven wij alsmaar bij elkaar.
Ga nu maar liggen liefste in de tuin,
de lege plekken in het hoge ...... , ik heb
altijd gewild dat ik dat was, een lege
plek voor iemand, om te blijven.
Ga nu maar liggen liefste in de tuin,
de lege plekken in het hoge gras, ik heb
altijd gewild dat ik dat was, een lege
plek voor iemand, om te blijven.
Een lege plek om te blijven XIV
Rutger Kopland
Ga nu maar liggen liefste in de tuin,
de lege plekken in het hoge gras, ik heb
altijd gewild dat ik dat was, een lege
plek voor iemand, om te blijven.
PROFICIAT
Geef me je jas
van bont van ...... .
Leg je arm om me heen
en al je winterkleren.
Geef me je jas
van bont van teddyberen.
Leg je arm om me heen
en al je winterkleren.
Siberië
Bart Moeyaert
Geef me je jas
van bont van teddyberen.
Leg je arm om me heen
en al je winterkleren.
Zoen me
tot ik warm word.
Zoen me
tot ik spin.
Trek je eigen huid dan uit,
stop mij eronder in.
Sus me met je hartslag:
wij ons wij ons wij ons.
Maak van dit veel te grote bed
een heel klein fort van dons.