100 jaar De Standaard in 100 verhalen cijfer aanpassen: dS100#58 Met dank aan een tikfout van de eindredacteurVan 1977 tot 2000 had De Standaard wekelijks een kinderbijlage, de Stipkrant. Karen Simal (47) en Tamara Haentjens (47), toen elf, gebruikten de zoekertjesrubriek om een pennenvriendin te vinden. Vandaag schrijven ze nog altijd. (SARAH VANKERSSCHAEVER) vanaf hier is de tekst en de code voor ipad en iphone gelijk, hoogte video ipad is 360px, hoogte video iphone 180px: Sommige verhalen kennen een vliegende start. Dit verhaal niet. Het is 1983, Karen Simal is elf jaar en ze zoekt iemand om brieven mee te schrijven, ‘pennenvriendingewijs’ interesses mee te delen en meningen aan af te toetsen. Want ze woont in Beigem of all places, een deelgemeente van Grimbergen. ‘Een prachtige plek om kind te zijn, maar als tiener begon het wel heel erg klein te voelen’, herinnert Karen zich. Dus plaatste ze een zoekertje in de toenmalige Stipkrant, een wekelijkse kinderbijlage bij onder meer De Standaard. ‘De redactie van de Stipkrant had een tikfout gemaakt’, vertelt Karen, ondertussen 47 en het jeugdtrauma vlot ontgroeid. ‘Ze hadden Karel geschreven. Ik kreeg nul reacties.’ Maar een elfjarige krijg je niet zomaar van een idee af en dus begon ze zelf te reageren op zoekertjes in de Stipkrant. Enter Tamara Haentjens uit Herent, bij Leuven. ‘Ik ben verschillende meisjes beginnen schrijven, maar een voor een vielen ze af. Tamara is gebleven.’ Tamara, ook 47 inmiddels, schatert nog altijd bij de openingszin van Karen in haar eerste brief: Ik ben Karen en ik klim graag in bomen. ‘We houden allebei van de natuur’, vertelt Tamara, ‘en dat is een van de redenen waarom we elkaar brieven zijn blijven schrijven tot ons twintigste: we delen veel interesses.’ Boeken, muziek, expo’s … Sommige brieven waren twintig bladzijden lang. ‘Al ging het vaak gewoon over het leven van elke dag en over welk merk tandpasta we gebruikten.’ Tot op vandaag schrijven Karen en Tamara elkaar nog een kaartje, zowel bij een verjaardag als rond de kerstperiode. ‘Het is zo waardevol om een vriendin te hebben die jou al trouw sinds je elfde volgt’, zegt Karen. ‘Je hebt dezelfde maatschappelijke veranderingen meegemaakt en weet veel over de grote gebeurtenissen in elkaars leven.’ Niet dat ze elkaar al zo vaak hebben gezien: een vijftal keer, op vijfendertig jaar. ‘En toch voelt het alsof je een oude bekende terugziet’, zegt Tamara. ‘In 1990 zijn we samen met mijn moeder naar een concert van David Bowie geweest. Het zijn momenten die in mijn geheugen gegrift staan.’ Een goede pennenvriendin moet over een aantal eigenschappen beschikken, vertellen Karen en Tamara: goed en graag kunnen schrijven, om te beginnen. Kunnen volhouden. Veel dezelfde interesses hebben, anders droogt de woordenstroom snel op. En er je werk van maken: niet het zoveelste hoofd van een koning als postzegel, maar een speciaal exemplaar. En geen papier uit de printer, maar speciaal briefpapier. Liefst ook met wat geknutsel erbij, zoals gedroogde bloemen. ‘Ik heb 135 brieven van Tamara gekregen en ik heb ze nog allemaal.’ Maar ook kleine meisjes worden groot en in 1990, als de twee jonge vrouwen hun eerste jaar aan de universiteit achter de rug hebben, is het jeugdige tempo van twee brieven per maand teruggezakt tot af en toe een brief. Karen: ‘Studies, nieuwe vrienden, veel reizen en dan later ook een lief en kinderen … Ja, dan is het toch wel sterk geminderd. In die mate dat ik het vandaag niet meer zou kunnen: nu ben ik zo vergroeid met de computer dat mijn geschrift onleesbaar is geworden.’ Al is de ongeschreven wet dat Karen en Tamara elkaar zelden tot nooit mailen. Er moet een postzegel op, anders is het bericht ongeldig. Zowel Tamara als Karen hebben een dochter die het hebben geprobeerd: iemands pennenvriendin zijn, met pen en papier. ‘Maar het is toch Instagram geworden’, zegt Karen. ‘Ik begrijp dat wel. Wat toen leuk was, namelijk het wachten tot die brief in de bus valt, is vandaag vooral frustrerend voor een generatie die slechts een seconde hoeft te wachten op een mail. Al wens ik het hen wel toe, want post krijgen voelde telkens als een cadeautje.’ PS: Door dit artikel is de pennenvriendschap weer opgelaaid, mailt Karen naderhand. ‘We hebben opnieuw zin gekregen om brieven te schrijven – echte brieven in plaats van postkaartjes. We gaan de draad weer oppikken en eens kijken of we het nog kunnen: brieven schrijven. Wie weet zijn we weer vertrokken voor 35 jaar.’ cijfer aanpassen: Verhalen uit de mailbox van #dS100 Liefde is: een krant delenHoe heeft De Standaard uw leven veranderd? Honderden lezers stuurden ons hun vaak hartverwarmende verhalen. Ook over de manier waarop ze hun krant delen of gedeeld hebben met geliefden. Een selectie, van verhaal #59 tot #61. dS100#59 ‘Mijn vader was een lezer van de eerste generaties’, schrijft Marc Van Hoecke (68) uit Beveren-Waas. ‘Wij zijn met De Standaard opgegroeid en zelfs de laatste jaren van zijn leven, toen hij nog slechts de titels kon lezen, bleef hij een trouwe abonnee. De avond voor zijn overlijden op negentigjarige leeftijd vroeg hij me De Standaard te nemen en hem nog eens goed de Brexit uit te leggen.’ dS100#60 Ik was in mijn prille jeugd een verwoede lezer van Suske en Wiske (toen nog zonder borstjes)’, schrijft Paul Pataer (80) uit Gent. ‘Toen ik in de zomer een maand lang naar een vakantiekolonie werd gestuurd, knipte mijn vader de Suske en Wiske-strips zorgvuldig voor mij uit, zodat ze ik ze bij mijn terugkeer uit dat kamp meteen kon verslinden. Wees dat niet op een zekere aanhankelijkheid?’ dS100#61 Maja De Boeck (38) uit Brakel verloor vorig jaar door een verkeersongeval haar nichtje Stephanie Verbraekel, die als vormgeefster werkte voor De Standaard. ‘Sindsdien heeft jullie krant een andere betekenis voor mij. We hebben nu een abonnement op de weekendeditie, het is ergens een manier om haar toch nog een stukje bij ons te hebben, wetende dat ze daar zo graag werkte en haar stempel heeft gedrukt.’ Hebt u zelf nog een verhaal? Laat het ons weten via ds100@standaard.be. Of twitter mee met hashtag #dS100.
100 jaar De Standaard cijfer aanpassen: dS100#58 Met dank aan een tikfout van de eindredacteurVan 1977 tot 2000 had De Standaard wekelijks een kinderbijlage, de Stipkrant. Karen Simal (47) en Tamara Haentjens (47), toen elf, gebruikten de zoekertjesrubriek om een pennenvriendin te vinden. Vandaag schrijven ze nog altijd. (SARAH VANKERSSCHAEVER) vanaf hier is de tekst en de code voor ipad en iphone gelijk, hoogte video ipad is 360px, hoogte video iphone 180px: Sommige verhalen kennen een vliegende start. Dit verhaal niet. Het is 1983, Karen Simal is elf jaar en ze zoekt iemand om brieven mee te schrijven, ‘pennenvriendingewijs’ interesses mee te delen en meningen aan af te toetsen. Want ze woont in Beigem of all places, een deelgemeente van Grimbergen. ‘Een prachtige plek om kind te zijn, maar als tiener begon het wel heel erg klein te voelen’, herinnert Karen zich. Dus plaatste ze een zoekertje in de toenmalige Stipkrant, een wekelijkse kinderbijlage bij onder meer De Standaard. ‘De redactie van de Stipkrant had een tikfout gemaakt’, vertelt Karen, ondertussen 47 en het jeugdtrauma vlot ontgroeid. ‘Ze hadden Karel geschreven. Ik kreeg nul reacties.’ Maar een elfjarige krijg je niet zomaar van een idee af en dus begon ze zelf te reageren op zoekertjes in de Stipkrant. Enter Tamara Haentjens uit Herent, bij Leuven. ‘Ik ben verschillende meisjes beginnen schrijven, maar een voor een vielen ze af. Tamara is gebleven.’ Tamara, ook 47 inmiddels, schatert nog altijd bij de openingszin van Karen in haar eerste brief: Ik ben Karen en ik klim graag in bomen. ‘We houden allebei van de natuur’, vertelt Tamara, ‘en dat is een van de redenen waarom we elkaar brieven zijn blijven schrijven tot ons twintigste: we delen veel interesses.’ Boeken, muziek, expo’s … Sommige brieven waren twintig bladzijden lang. ‘Al ging het vaak gewoon over het leven van elke dag en over welk merk tandpasta we gebruikten.’ Tot op vandaag schrijven Karen en Tamara elkaar nog een kaartje, zowel bij een verjaardag als rond de kerstperiode. ‘Het is zo waardevol om een vriendin te hebben die jou al trouw sinds je elfde volgt’, zegt Karen. ‘Je hebt dezelfde maatschappelijke veranderingen meegemaakt en weet veel over de grote gebeurtenissen in elkaars leven.’ Niet dat ze elkaar al zo vaak hebben gezien: een vijftal keer, op vijfendertig jaar. ‘En toch voelt het alsof je een oude bekende terugziet’, zegt Tamara. ‘In 1990 zijn we samen met mijn moeder naar een concert van David Bowie geweest. Het zijn momenten die in mijn geheugen gegrift staan.’ Een goede pennenvriendin moet over een aantal eigenschappen beschikken, vertellen Karen en Tamara: goed en graag kunnen schrijven, om te beginnen. Kunnen volhouden. Veel dezelfde interesses hebben, anders droogt de woordenstroom snel op. En er je werk van maken: niet het zoveelste hoofd van een koning als postzegel, maar een speciaal exemplaar. En geen papier uit de printer, maar speciaal briefpapier. Liefst ook met wat geknutsel erbij, zoals gedroogde bloemen. ‘Ik heb 135 brieven van Tamara gekregen en ik heb ze nog allemaal.’ Maar ook kleine meisjes worden groot en in 1990, als de twee jonge vrouwen hun eerste jaar aan de universiteit achter de rug hebben, is het jeugdige tempo van twee brieven per maand teruggezakt tot af en toe een brief. Karen: ‘Studies, nieuwe vrienden, veel reizen en dan later ook een lief en kinderen … Ja, dan is het toch wel sterk geminderd. In die mate dat ik het vandaag niet meer zou kunnen: nu ben ik zo vergroeid met de computer dat mijn geschrift onleesbaar is geworden.’ Al is de ongeschreven wet dat Karen en Tamara elkaar zelden tot nooit mailen. Er moet een postzegel op, anders is het bericht ongeldig. Zowel Tamara als Karen hebben een dochter die het hebben geprobeerd: iemands pennenvriendin zijn, met pen en papier. ‘Maar het is toch Instagram geworden’, zegt Karen. ‘Ik begrijp dat wel. Wat toen leuk was, namelijk het wachten tot die brief in de bus valt, is vandaag vooral frustrerend voor een generatie die slechts een seconde hoeft te wachten op een mail. Al wens ik het hen wel toe, want post krijgen voelde telkens als een cadeautje.’ PS: Door dit artikel is de pennenvriendschap weer opgelaaid, mailt Karen naderhand. ‘We hebben opnieuw zin gekregen om brieven te schrijven – echte brieven in plaats van postkaartjes. We gaan de draad weer oppikken en eens kijken of we het nog kunnen: brieven schrijven. Wie weet zijn we weer vertrokken voor 35 jaar.’ cijfer aanpassen: Verhalen uit de mailbox van #dS100 Liefde is: een krant delenHoe heeft De Standaard uw leven veranderd? Honderden lezers stuurden ons hun vaak hartverwarmende verhalen. Ook over de manier waarop ze hun krant delen of gedeeld hebben met geliefden. Een selectie, van verhaal #59 tot #61. dS100#59 ‘Mijn vader was een lezer van de eerste generaties’, schrijft Marc Van Hoecke (68) uit Beveren-Waas. ‘Wij zijn met De Standaard opgegroeid en zelfs de laatste jaren van zijn leven, toen hij nog slechts de titels kon lezen, bleef hij een trouwe abonnee. De avond voor zijn overlijden op negentigjarige leeftijd vroeg hij me De Standaard te nemen en hem nog eens goed de Brexit uit te leggen.’ dS100#60 Ik was in mijn prille jeugd een verwoede lezer van Suske en Wiske (toen nog zonder borstjes)’, schrijft Paul Pataer (80) uit Gent. ‘Toen ik in de zomer een maand lang naar een vakantiekolonie werd gestuurd, knipte mijn vader de Suske en Wiske-strips zorgvuldig voor mij uit, zodat ze ik ze bij mijn terugkeer uit dat kamp meteen kon verslinden. Wees dat niet op een zekere aanhankelijkheid?’ dS100#61 Maja De Boeck (38) uit Brakel verloor vorig jaar door een verkeersongeval haar nichtje Stephanie Verbraekel, die als vormgeefster werkte voor De Standaard. ‘Sindsdien heeft jullie krant een andere betekenis voor mij. We hebben nu een abonnement op de weekendeditie, het is ergens een manier om haar toch nog een stukje bij ons te hebben, wetende dat ze daar zo graag werkte en haar stempel heeft gedrukt.’ Hebt u zelf nog een verhaal? Laat het ons weten via ds100@standaard.be. Of twitter mee met hashtag #dS100.